Het stellen van de diagnose MS is niet altijd eenvoudig. Dit komt doordat er geen speciale test is waar de diagnose MS mee kan worden gesteld. Er kunnen veel verschillende verschijnselen zijn. De neuroloog luistert daarom aandachtig naar uw klachten, voert lichamelijk onderzoek uit en doet aanvullend onderzoek zoals een MRI-scan en ruggenprik. Om de diagnose te kunnen stellen zijn er internationale criteria opgesteld; de McDonald 2010 criteria voor spreiding in tijd en plaats. De diagnose kan pas gesteld worden als er op verschillende tijdstippen (met tussenpozen van meer dan 1 maand) en op meerdere plaatsen in de hersenen en het ruggenmerg aantasting is vastgesteld.
Buitenkant en binnenkant
Aan de criteria voor RRMS wordt aan de “buitenkant” voldaan als er op verschillende plaatsen op twee verschillende tijdstippen in het zenuwstelsel uitval gevonden wordt. Bijvoorbeeld als u een oogzenuwontsteking heeft en enkele maanden later minder kracht en gevoel in uw linker lichaamshelft.
De ziekte kan ook aan de “binnenkant” vastgesteld worden door het maken van een MRI-scan van de hersenen en/of het ruggenmerg. Er is sprake van MS als er op meerdere plekken in het zenuwstelsel afwijkingen gevonden worden en die afwijkingen toenemen.
Vaak wordt de diagnose gesteld met behulp van zowel de buitenkant als de binnenkant. Is er bijvoorbeeld maar een keer uitval geweest aan de buitenkant, maar laat een MRI-scan enkele maanden daarna wel toename van ziekte zien? Ook dan kan de diagnose gesteld worden.
Aan de criteria voor ppMS wordt voldaan als er aan de buitenkant langer dan een jaar toenemende klachten zijn met bijpassende afwijkingen op de MRI-scan van hersenen en ruggenmerg.
Soms wordt er nog een ruggenprik gedaan. Dit is vooral om uit te sluiten dat er geen andere oorzaken zijn die de klachten veroorzaken (zoals een virusinfectie).