Inleiding
De orthoptist en de oogarts hebben de ogen van uw kind onderzocht en geconstateerd dat uw kind een lui oog heeft. Deze folder informeert u over de oorzaken en de behandeling van een lui oog.
Een lui oog
Een lui oog is het oog waarbij het gezichtsvermogen zich minder goed ontwikkeld heeft dan bij het andere oog. Meestal is slechts een van de twee ogen lui maar het kan ook aan beide ogen voorkomen. De afwijking komt redelijk vaak voor; bij vier op de honderd volwassenen.
Behandeling
Een lui oog kan alleen met succes behandeld worden in de kinderjaren. Daarom is het belangrijk om deze afwijking vroeg te ontdekken. In Nederland is het onderzoek van de ogen een onderdeel van het Periodiek Geneeskundig Onderzoek op het consultatiebureau. Bij afwijkende bevindingen is herhaling van het onderzoek nodig en kan verwijzing naar de orthoptist en de oogarts plaatsvinden.
De ontwikkeling van het normale zien
In de eerste maanden na de geboorte ontwikkelt het gezichtsvermogen van een baby zich snel door de grote hoeveelheid visuele informatie uit de omgeving. Ook tijdens de kinderjaren is het visuele systeem nog in staat tot verandering. Het gezichtsvermogen blijft zich ontwikkelen als de ogen goed functioneren. Als er echter sprake is van een stoornis aan een of beide ogen dan stagneert de ontwikkeling. De ontwikkeling van het visuele systeem is rond het tiende jaar voltooid. Daarna kunnen er geen verbeteringen meer optreden.
Belang van een goed gezichtsvermogen
De ontwikkeling van een goed gezichtsvermogen is om verschillende redenen erg belangrijk. Verschillende beroepen vragen een goed gezichtsvermogen van beide ogen. Ook worden mensen gemiddeld steeds ouder waardoor een goed gezichtsvermogen van beide ogen voor een langere periode belangrijk is. Als op latere leeftijd gezichtsverlies aan een van beide ogen optreedt dan blijft de zelfredzaamheid behouden.
Oorzaken
- Een lui oog kan worden veroorzaakt door elke situatie waarbij er geen scherp beeld in het oog valt. Dit is het geval bij: scheelzien (geen rechte oogstand);
- een brilafwijking;
- een organische afwijking zoals staar, vertroebeling van het hoornvlies of een hangend ooglid;
- een combinatie van bovengenoemde punten.
Scheelzien
Bij scheelzien zijn beide ogen niet op hetzelfde punt gericht. Hierdoor komen in de hersenen twee verschillende beelden binnen die niet samengevoegd kunnen worden. Dit heet dubbelzien. Kinderen die scheelzien schakelen het beeld van het afwijkende oog uit om dubbelzien te voor-komen. Het gezichtsvermogen van het afwijkende oog kan zich daardoor niet ontwikkelen met als gevolgd dat het minder gaat zien.
Brilafwijking
Een lui oog kan ook optreden als het beeld dat in een oog wordt gevormd onscherp is door een sterkteafwijking van het oog. In de hersenen krijgt dit onscherpe beeld minder aandacht en wordt min of meer verdrongen. In de loop van de tijd kan hierdoor een lui oog ontstaan. Vaak is er uitwendig niets te zien. Alleen bij een bepaling van het gezichtsvermogen komt deze vorm van een lui oog tot uiting.
Organische afwijking
Een oogziekte waarbij bijvoorbeeld vertroebeling van de normaal heldere delen van het oog optreedt, zoals het hoornvlies of lens, kan een lui oog veroorzaken. Door de vertroebeling wordt er geen scherp beeld gevormd en kijkt een kind alleen met het goede oog. Hierdoor wordt het oog met een onscherp beeld, lui.
Erfelijkheid
Erfelijkheid kan een rol spelen bij het ontstaan van een lui oog. Zitten er brildragers in de familie en/of komen afwijkingen als een lui oog of scheelzien voor? Dan adviseren wij u om voor het derde levensjaar bij uw kind een oogonderzoek te laten doen.
Behandeling van een lui oog
Door het goede oog af te plakken met een oogpleister wordt het slechte oog gestimuleerd om beter te gaan kijken. Houdt u er rekening mee dat de behandeling enkele jaren kan duren.
Gevolgen voor het dagelijkse leven
Het afplakken van het goede oog heeft gevolgen voor het algehele zicht van uw kind. Uw kind ziet waziger en kan moeite hebben met diepte zien. Tevens is het gezichtsveld kleiner. Meestal zijn kinderen snel gewend aan het wazige beeld en redden zij zich prima.
Risico's
Een weinig voorkomend risico is dat door het afplakken een verborgen neiging tot scheelzien kan overgaan in echt scheelzien. Uw kind kan dan na het afplakken even heel scheel kijken en soms ook last hebben van dubbelzien. Dit kan geen kwaad als het maar enkele minuten duurt. Als het echter langer duurt neemt u dan contact op met de orthoptist.
In enkele gevallen is een toename van het scheelzien niet te voorkomen. Dan is, na het stoppen met afplakken, een oogspieroperatie mogelijk.
Controle
Meestal zijn de resultaten van de behandeling goed en wordt het gezichtsvermogen van het luie oog beter. Als het gezichtsvermogen voor beide ogen gelijk is dan wordt het afplakken langzaam afgebouwd.
Vragen?
Wij helpen u graag. U kunt contact opnemen met de assistent of uw behandelend specialist.
Polikliniek Oogheelkunde T (076) 595 10 77