Stabilisatie van het schoudergewricht
Inleiding
Binnenkort gaat u naar het Amphia voor een operatie aan de schouder. Op deze pagina leest u meer over de aandoening aan de schouder en over de operatie. Zo weet u wat u kunt verwachten en hoe u zich het beste voorbereidt.
Schoudergewricht
De schouderkop, de schouderkom en het schouderdak vormen samen het schoudergewricht. Om de schouderkom zit het labrum. Het labrum is een verdikking van het kapsel. Het labrum zorgt ervoor dat de relatief kleine schouderkom meer oppervlak krijgt om de schouder in de kom te houden.
Instabiele schouder
Het schoudergewricht is het meest instabiele gewricht van het lichaam. Bij een val of krachtige beweging kan de schouder uit de kom gaan (luxeren of ontwrichten). Dit is in de meeste gevallen een ontwrichting naar voren. Het labrum kan hierdoor losscheuren (Bankart scheur). Soms ontstaat ook botverlies van de kom (het glenoid) en/of een deuk in de kop van de schouder. De kans op een nieuwe luxatie is hierna groter.
U krijgt eerst spierversterkende oefeningen onder begeleiding van een fysiotherapeut. Als dit onvoldoende of geen effect heeft, is in sommige gevallen een schouderoperatie mogelijk. Soms volstaat een kijkoperatie waarbij het labrum opnieuw wordt vastgezet op de kom. Dit gebeurt met botankers en draden. Bij schade aan het bot, bij jonge mensen die hypermobiel zijn, of bij jonge contactsporters, kan gekozen worden voor een Latarjet-procedure.
Voorbereiden op de operatie
Tijdens uw bezoek aan de polikliniek bespreekt de orthopedisch chirurg met u de operatie en de daaraan verbonden verwachtingen en risico's. Op het voorbereidingsplein krijgt u aanvullende informatie over de narcose en de opname in het ziekenhuis.
De operatie
Bij de latarjet operatie zaagt de orthopedisch chirurg het ravenbeksuitsteeksel, ook wel processus coracoideus genoemd, af. Aan dit botblokje zitten pezen vast die naar de bovenarm gaan. Vervolgens verplaatst de orthopeed het geheel naar de voorrand van de schouderkom en zet het vast met twee schroeven. De kom wordt hierdoor groter met minder kans op een nieuwe luxatie. De operatie duurt ongeveer een uur.
Opname
De operatie vindt plaats in dagbehandeling. U komt 's ochtends nuchter en mag dezelfde dag weer naar huis.
Nazorg
Na de operatie is de arm waarschijnlijk nog gevoelloos door de verdoving. Het gevoel in uw arm is meestal binnen 24 uur terug. Als de verdoving uitgewerkt raakt, moet u niet te lang wachten met het nemen van pijnstilling. Recepten hiervoor krijgt u mee. U krijgt op de uitslaapkamer een schoudermitella aangemeten. Een schoudermitella is een ondersteunende draagdoek waarin u de arm gedurende twee weken dag en nacht draagt. De twee weken die daarop volgen draagt u de mitella alleen gedurende de nacht.
U start al direct na de operatie met oefenen, waarbij de mitella af mag. Ook bij de lichamelijke verzorging mag de mitella af. U krijgt op de afdeling advies van de fysiotherapeut. Deze geeft een oefenschema mee en een kopie van het operatieverslag, voor de behandelend fysiotherapeut thuis.
De wond
Indien de wond gehecht is met oplosbare hechtingen hoeven deze niet verwijderd te worden. Als de hechtingen niet oplosbaar zijn, wordt een afspraak gemaakt op het wondenspreekuur om de hechtingen 14 dagen na de operatie te verwijderen.
Weer thuis
Voor thuis krijgt u de volgende adviezen:
- U mag de arm al direct bewegen. Maak alleen geen gecombineerde beweging waarbij de arm zijwaarts omhoog wordt gebracht en vervolgens naar achteren wordt gedraaid (de werpbeweging). Deze beweging mag u de eerste zes weken niet maken.
- Indien u de arm zonder pijn al voldoende kunt bewegen en daardoor in staat bent om te handelen in noodsituaties, èn u het zelf veilig acht, dan kunt u het autorijden/fietsen weer hervatten.
Poliklinische controle
Ongeveer zes tot zeven weken na de ingreep komt u voor controle bij de orthopeed op de polikliniek. Voorafgaand aan dit bezoek wordt een röntgenfoto gemaakt. De afspraak hiervoor krijgt u mee vanaf de verpleegafdeling. Ongeveer drie maanden na de operatie volgt een controle bij de verpleegkundig specialist. Bij problemen of vragen bent u uiteraard altijd welkom op de polikliniek.
Vragenlijsten
Vanuit landelijke richtlijnen wordt verwacht dat wij de voortgang van patiënten door middel van vragenlijsten monitoren. Deze vragenlijsten worden PROMS genoemd en hierop geeft de patiënt zijn kwaliteit van leven of niveau van functioneren aan. Met deze vragenlijsten worden de uitkomsten van zorg vanuit het perspectief van de patiënt vastgesteld. U zult voor de operatie, 3 maanden na de operatie en 1 jaar (etc.) na de operatie via uw emailadres een oproep ontvangen om deze vragenlijsten in te vullen.
Fysiotherapie
U start de eerste dag na de operatie al met oefenen onder leiding van een fysiotherapeut. De fysiotherapeut legt u uit hoe u de oefeningen uit moet voeren. Het is belangrijk dat u ook de elleboog, pols en hand oefent. Zorg dat u na thuiskomst uit het ziekenhuis direct start met fysiotherapie. Om er zeker van te zijn dat dit mogelijk is, maakt u voor de opname al een afspraak met een fysiotherapeut bij u in de buurt. Er is een netwerk van gespecialiseerde schouderfysiotherapeuten (www.snwb.nl).
Complicaties
De kans op nabloedingen of infecties is klein. Evenals de kans op beschadiging van bloedvaten of zenuwbanen. Er bestaat wel een kans dat u een frozen shoulder (stijve schouder) krijgt. Deze kans verkleint u door de oefeningen van de fysiotherapeut voldoende uit te voeren en door goede pijnstilling te nemen. Het komt soms voor dat het botblok niet vastgroeit, of door afbraak van botcellen “verdwijnt”. Alhoewel klein, er bestaat altijd een kans dat de schouder weer opnieuw uit de kom gaat.
Vragen?
Hebt u na uw bezoek aan de specialist nog vragen, neem dan contact op met de polikliniek orthopedie. Gelieve ons tijdens kantooruren te bellen.
- Polikliniek Orthopedie (076) 595 30 80
Amphia Breda en Amphia Oosterhout
Hebt u na uw operatie of opname nog vragen, mail deze dan naar: vsorthopedie@amphia.nl.
Wij streven ernaar om uw vragen binnen vier werkdagen te beantwoorden.
Voor spoedvragen gelieve telefonisch contact te zoeken met een van de telefoonnummers uit de folder, welke u meekrijgt vanuit de verpleegafdeling, zodra u ontslagen wordt uit het ziekenhuis.