U heeft een gesprek gehad met uw uroloog. Deze heeft uw behandeling besproken in het MDO (multidisciplinair overleg) en er is besproken dat chemoradiatie voor u een goede behandeling kan zijn. U krijgt hiervoor nog een aanvullend gesprek met uw radiotherapeut-oncoloog (voor uw begeleiding tijdens de bestraling) en internist-oncoloog (voor uw begeleiding tijdens de chemotherapie). In deze folder geven wij u alvast uitleg over wat chemoradiatie is.
Wat is chemoradiatie?
Chemoradiatie is een combinatie van bestraling en chemotherapie. U krijgt de behandelingen tegelijk. Door de chemotherapie wordt de werking van de bestraling versterkt. U krijgt de behandeling met chemotherapie van uw internist-oncoloog uit het ziekenhuis dat u heeft doorverwezen. De bestraling krijgt u van uw radiotherapeut-oncoloog van het radiotherapiecentrum.
Waarom krijgt u chemoradiatie?
U heeft een blaastumor die ingroeit in de spierlaag van uw blaas. U krijgt een behandeling met chemoradiatie. Chemoradiatie is een alternatief voor een operatie met blaasverwijdering.
Hoe gaat uw behandeling?
Uw uroloog heeft u voor chemoradiatie verwezen. U krijgt een oproep voor een informatief gesprek over uw behandeling met uw internist-oncoloog en uw radiotherapeut-oncoloog van het radiotherapiecentrum. Ook krijgt u een gesprek met een oncologieverpleegkundige. In dit gesprek krijgt u praktische informatie over uw behandeling met chemotherapie. Uw internist-oncoloog en uw radiotherapeut-oncoloog stemmen de start van uw behandeling samen af en informeren u over uw afspraken.
1. De voorbereiding van uw bestraling
U krijgt een afspraak voor een CT-scan. Dit is de voorbereiding voor de bestraling. Hierbij wordt bepaald in welke houding u bij iedere bestraling moet liggen. Het maken van de CT-scan duurt ongeveer een half uur. Hierna maken uw radiotherapeut-oncoloog en de laborant uw bestralingsplan. Hiervoor gebruiken zij de beelden van de CT-scan.
2. De bestraling
U wordt vijf dagen in de week bestraald voor een periode van 6½ tot 7 weken. Uw radiotherapeut-oncoloog vertelt u precies hoeveel bestralingen u krijgt.
U wordt bestraald van maandag t/m vrijdag. Zaterdag en zondag zijn rustdagen.
De radiotherapeutisch laboranten leggen u voor iedere bestraling in de juiste houding op de bestralingstafel. Wanneer u in de juiste houding ligt, verlaten de laboranten de bestralingsruimte. Voor iedere bestraling maken de laboranten controlefoto’s. Zo controleren zij of u in de juiste houding en exact op de juiste plek wordt bestraald. U bent tijdens uw bestraling alleen in de bestralingsruimte. Via een camera en een intercomsysteem hebben de laboranten altijd contact met u. Straling voelt u niet en ziet u niet. U wordt niet radioactief door de bestraling.
3.De chemotherapie
De chemotherapie die wordt gegeven bij de chemoradiatie bestaat uit twee middelen, mitomycine en capecitabine.
Op dag 1, ongeveer 1 uur voor de bestraling, krijgt u mitomycine via het infuus. Op de dagen van de radiotherapie (dus niet in weekenden) krijgt u 2 keer daags tabletten (capecitabine) ‘s morgens en ’s avonds.
De eerste capecitabine start u na de mitomycine. Vervolgens neemt u de tabletten 2 keer daags in, met ongeveer 10 tot 12 uur ertussen. Uitgebreide informatie over de chemotherapie krijgt u van uw oncoloog of oncologieverpleegkundige/verpleegkundig specialist.
Indien chemotherapie via tabletten om wat voor reden dan ook voor u niet geschikt is kan de chemotherapie eventueel ook intraveneus gegeven worden. De behandeling ziet er dan als volgt uit:
U wordt tijdens uw bestralingsbehandeling twee keer opgenomen op de verpleegafdeling Oncologie van het ziekenhuis dat u heeft doorverwezen. Deze opname is in de eerste week en in de vierde week van uw bestraling. Uw opname duurt vijf dagen. Bij u wordt een infuus aangelegd voor de chemotherapie. Via dit infuus krijgt u ook medicijnen die de bijwerkingen van de chemotherapie zo veel mogelijk verlichten.
Uitgebreide informatie over de chemotherapie krijgt u van uw oncoloog of oncologieverpleegkundige/verpleegkundig specialist.
Wat kunt u zelf doen?
- Gebruik voldoende vocht tijdens uw behandeling. Wanneer u voldoende drinkt zijn uw nieren beter in staat afvalstoffen uit te scheiden. Gebruik 1½ tot 2 liter vocht per dag. Dat kan zijn water, melk, karnemelk, yoghurt, vla, bouillon, soep, vruchtensap, limonade, koffie en thee.
- Probeer zo veel mogelijk uw gewone dagelijkse bezigheden uit te voeren. U mag autorijden en fietsen als dat voor u mogelijk is.
- Wij adviseren u om tijdens uw behandeling voldoende te blijven bewegen, bijvoorbeeld door te wandelen of te fietsen. Professionals kunnen u hierbij helpen en adviseren.
Heeft uw behandeling met chemoradiatie bijwerkingen?
Mogelijke bijwerkingen tijdens of meteen na uw behandeling:
- Huidirritatie, bijvoorbeeld roodheid en schraal worden van de bestraalde huid.
- Irritatie van slijmvliezen, bijvoorbeeld blaartjes in uw mond.
- Darmklachten, bijvoorbeeld diarree, bloed- en slijmverlies.
- Pijn in de blaas. Plasklachten, bijvoorbeeld pijn bij het plassen, vaker moeten plassen, de plas minder goed kunnen ophouden en bloed bij de urine.
- Bij vrouwen kan een geïrriteerd gevoel in de vagina optreden.
- Vermoeidheid.
- Soms kan ook sprake zijn van misselijkheid en braken.
- Koorts.
Mogelijke bijwerkingen op langere termijn:
- Plasklachten, bijvoorbeeld vaker moeten plassen, de plas minder goed kunnen ophouden en bloed bij de urine.
- Darmklachten, bijvoorbeeld diarree of vaker ontlasting hebben.
- Mannen kunnen problemen met erecties krijgen.
- Vrouwen kunnen problemen van vaginale droogheid krijgen.
Bespreek uw klachten altijd met uw internist-oncoloog, uw oncologieverpleegkundige, uw radiotherapeut-oncoloog of de laborant van uw bestralingstoestel.
Na uw behandeling
U krijgt een afsluitend gesprek met uw internist-oncoloog en uw radiotherapeut-oncoloog.
Ongeveer 3 maanden na uw laatste bestraling krijgt u een kijkonderzoek van uw blaas. U krijgt hiervoor een afspraak bij uw uroloog. Uw uroloog bespreekt ook met u of en wanneer verdere controles nodig zijn.
Na 3 en na 12 maanden heef u een afspraak met uw radiotherapeut-oncoloog.